
Jeugdfoto. Collectie Sjeng van Dalsum. Albert van Dalsum werd in 1889 in Nieuwer-Amstel (het huidige Amstelveen) in Noord-Holland geboren. Zijn moeder stierf in het jaar van zijn geboorte, zijn vader verdween al snel naar Indië. Hij werd opgevoed door zijn opa en oma en na hun overlijden door vier vrijgezelle tantes. Op de HBS werd hij, door toedoen van zijn klasgenoten Cor Ruys en Adolf Bouwmeester, door het toneel gegrepen.
Samen speelden ze de melodrama's die door een andere klasgenoot geschreven werden. Hoewel hij zich na de HBS graag verder zou hebben ontwikkeld als acteur, zagen zijn tantes een toneelloopbaan niet zitten. Er werd een baan als klerk bij de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij geregeld. 's Avonds nam Van Dalsum, met instemming van de vier tantes, acteerlessen bij Jan C. de Vos sr. Terwijl hij nog als klerk werkte, organiseerde zijn leraar twee rollen voor hem in het seizoen van 1908/1909 bij het Hollandsch Tooneelgezelschap Van Lier (de rol van schipper in Janus Tulp) en de Amsterdamsche Vondel Vereeniging (de rol van Lucifer in het gelijknamige stuk van Vondel).
De Vos herkende het warmbloedige talent van Van Dalsum en beval hem aan bij Willem Royaards (1867-1929). Deze bood Van Dalsum een engagement aan en liet hem als professioneel acteur debuteren in Adam in Ballingschap, dat op 3 september 1909 in première ging. Hij speelde de aartsengelen Gabriël en Uriël, maar twee jaar later al speelde hij Adam zelf.

Albert van Dalsum in De beul, 1935. Foto: Kurt Kahle. Collectie Theater Instituut Nederland.Van Dalsum leerde veel van Royaards, en daarna ook van Eduard Verkade (1878-1961), de grote toneelvernieuwers van de beginjaren van de twintigste eeuw. Van Dalsum nam in de decennia daarna de fakkel van hen over. Hij had zich van acteur ook tot regisseur en toneelleider ontwikkeld, ontwierp regelmatig de (expressionistische) decors van voorstellingen, richtte diverse gezelschappen op, schreef artikelen en hield lezingen over hoe het volgens hem verder moest met het toneel in Nederland.
Ook gaf hij les aan de Amsterdamse Toneelschool. Hij werd gegrepen door het expressionisme en vond in acteur/regisseur August Defresne een gelijkgestemde. Het toneel was geen plaats van schoonheid of verbeelding van ideeën, maar een plaats waar de waarheid getoond moest worden. De Eerste Wereldoorlog en de dreiging van een tweede hadden de maatschappij doen veranderen, en het toneel moest daarbinnen een eigen plaats krijgen.
Op het toneel zocht hij "de polsslag van het leven", geen romantiek of naturalisme. Het meest sprekende voorbeeld van deze visie was het in 1935 ten tonele brengen van De beul van Pär Lagerkvist, om daarmee het publiek te waarschuwen voor het dreigende gevaar van het fascisme. Na de première op 9 november werd in de media veel geschreven over het anti-fascistische stuk, door voor- en tegenstanders. De Telegraaf gooide olie op het vuur in de berichtgeving en leden van de NSB verstoorden de voorstelling op 1 december 1935 door met stinkbommen en projectielen te gooien. De voorstelling eindigde in chaos.

De bevrijding in Uden, 19 september 1944. Collectie Sjeng van Dalsum.Tijdens de oorlog weigerde hij lid te worden van de Duitse Kultuurkamer. Zijn vrouw en hij doken onder op verschillende plaatsen in Zuid-Limburg en Brabant. Op 6 maart 1943 werd hun zoon Jean Paul geboren.
Van Dalsum bleef echter spelen en zette zijn voorstellingen en voordrachten voort tussen de schuifdeuren. Met Limburgse amateurspelers studeerde hij Vondels Lucifer in. Direct na de bevrijding was hij één van de oprichters van het Amsterdams-Rotterdams Toneel, afgekort als START.

Albert van Dalsum als Koning Lear, 1964. Foto: Ralph Prins. Collectie Theater Instituut Nederland.Als een gedreven en strijdbare toneelleeuw speelde en regisseerde Van Dalsum de schrijvers van zijn tijd en schilderde hij zijn eigen expressionistische decors. Maar daarnaast bleven de klassieken een belangrijk deel van zijn repertoire bepalen en toonde hij veelvuldig zijn liefde voor Shakespeare. Koning Lear was zijn favoriet en in deze rol nam hij in 1964 afscheid van een 55-jarige toneelcarrière.
Een groot gedeelte van de vrijgekomen tijd besteedde hij aan schilderen en reizen, onder andere met zijn vrouw op de motor naar Spanje, hij nam tekenles en vervulde een aantal rollen op televisie. Ook bleef hij het theater bezoeken en zo nu en dan speelde hij nog zelf een rol. Vier maanden voor zijn overlijden trad hij op in zijn laatste rol als 'De doot' in Elckerlyc in de Grote Kerk te Delft. Het was hetzelfde middeleeuwse stuk als waarin hij in 1909, het eerste jaar van zijn professionele toneelcarrière, de rol van 'Cracht' had gespeeld.

Het motorrijbewijs. Collectie Sjeng van Dalsum.

Het motorrijbewijs. Collectie Sjeng van Dalsum.
Op 25 oktober 1971 overleed Albert van Dalsum in zijn woonplaats Eenigenburg. Hij ligt begraven in Tuitjenhorn, waar op 19 maart 2008 in museum Historisch Harenkarspel een koperen buste van één van Nederlands grootste toneelreuzen werd onthuld. De buste staat in een parkje op zo'n honderd meter van zijn graf.
Bronnen: De Volkskrant, Willem Ellenbroek, 15 april 1998, Albert van Dalsum, man van het toneel, Jan Plekker, Zutphen 1983 en Facetten van vijftig jaar Nederlands Toneel 1920-1970, Amsterdam 1970)