
Label van Pathé 78-toerenplaat van het Duo Davids, ca. 1915-1916. Collectie Rinus Blijleven. Hieronder vindt u een overzicht, samengesteld door Rinus Blijleven, van de vele 78-toeren platen die Louis Davids (al dan niet met anderen) tussen 1906 en 1936 opnam. Op een 78-toeren plaat staan meestal twee liedjes, één aan elke kant. Het overzicht is chronologisch ingedeeld naar platenmaatschappij en de naam (namen) van de uitvoerende(n) zoals die vermeld staan op het label van de plaat.
Een korte geschiedenis van de grammofoon
In 1877 maakte Thomas Alva Edison (1847-1931) de eerste opname van een menselijke stem met behulp van een met zilverpapier omwikkelde cilinder. Hij vraagt een patent voor deze Phonograph aan. In 1888 komt hij met een belangrijke verbetering: een cilinder die uit (kunst)was bestaat. Toen Alexander Graham Bell, de uitvinder van de telefoon, in 1880 de Phonograph technisch verbeterd had, bood hij Edison aan om het apparaat te gebruiken voor muziek opnames. Edison moest hier niets van hebben, hij had zijn uitvinding bedoeld als dictafoon. Bell stichtte daarop samen met twee anderen zelf een onderneming om het apparaat voor de amusementsindustrie te exploiteren. Zij noemden hun vinding de Graphophon.

Edison en zijn Phonograph rond 1878. Collectie Library of Congress. De eerste cylinders hadden een speelduur van twee minuten. Edison verbeterde dit type later onder de naam Amberol, deze had een speelduur van vier minuten. Tien jaar na de komst van Edison's Phonograph vroeg Emil Berliner in Duitsland (1858 -1929) patent aan op een techniek om geluid in plaats van op cylinders op platte, gesneden platen vast te leggen. In de groeven van een ronde schellakplaat werden 3 tot 4½ minuten aan geluid vastgelegd. De toerentallen op de eerste platen varieerden van 60 tot 90 toeren per minuut. In 1915 werd de industrie het echter eens over een standaard: de 78 toerenplaat. Sinds 1920 werd de plaat vanuit een matrijs op een bakelieten drager geperst en fungeerde als handelsplaat.
De doorbraak van de platte plaat in Europa was er gekomen toen de gebroeders Pathé, die al sinds 1890 wasrollen van Edison in licentie voor de Franse markt maakten, rond 1905 overstapten op de plaat van Berliner.
Midden in de plaat zit een gaatje om hem vast te leggen op de platenspeler en er omheen zit een papieren label, waarop de inhoud van de plaat tekstueel wordt weergegeven. De oudste grammofoonplaten hadden een diameter van 30, 25 of 20 cm en werden eerst gemaakt van schellak (een bepaald type was) en later van bakeliet (synthetische kunsthars). In 1948 werd de eerste langspeelplaat (LP) gemaakt, waarna de 78-toerenplaten verdwenen.
(Bronnen: websites tijdlijn beeld en geluid, vinyl history en wikipedia.nl)